"What am I striving to create, anyway?
To what end? For what purpose? What goal?”
Diane Keaton, Interiors (1978)
Ze zijn grosso modo onder te verdelen in vier kalibers. Voor de Snel Tevreden Pragmaticus volstaat het aanbod uit het grootwarenhuis van de interieurspullen. De Stijlbewuste Meerwaardezoeker verteert met gemak het driedubbele in handelszaken die voor dat bedrag verfijning en tijdloosheid garanderen. De Ongeïnspireerde Grootverdiener investeert dan weer liever in de juiste professional, geschoold in het uitgeven van andermans loon in diezelfde winkels. En dan is er nog de Sentimentele Verzamelaar: hij die weinig geld maar veel tijd wil spenderen aan het vinden van objecten met uitstraling en visie. Die meubels koestert waar restjes van vorige levens aan kleven. En daarvoor urenlang straten, muffe loodsen, zoekertjessites en zolderkamers afschuimt. Tot groot misprijzen van de eerste drie categorieën. (U had het wellicht al door: van de laatste vereniging ben ik trots lid.)
Of er nu strak Scandinavisch of afschilferend tweedehands in de woonkamer pronkt, wat telt is het ritme van de realiteit. De wetenschap dat die dure design vaas of dat door kinderhanden gekleide prul al eens kan sneuvelen tijdens een net iets te onstuimige danspartij. Dat elke kras of kaarsvetvlek op tafel herinneringen zijn aan de momenten eromheen. En dat een op kleur geordende boekenkast onnozel is als je toch nooit leest en veel liever naar de televisie keek die je jezelf hebt ontzegd wegens stijlbrekend. Onberispelijk gedecoreerde kamers moeten ook ruimte kunnen bieden aan de essentie. Al dat herschilderen en gesleur ten spijt: emoties en anekdotes zijn niet te koop.
Daarom dacht Woody - ik doe ook maar alsof ik weet hoe het leven in elkaar zit - Allen in de late jaren zeventig van de vorige eeuw dat het goed zou zijn om een film aan het thema te wijden. 'Interiors' bracht de critici van hun stuk omwille van het gebrek aan humor. Ze betichtten de regisseur dan maar van een Ingmar Bergman-imitatie. Maar meer dan louter Zweeds existentialistisch poogt de prent een doorslagje te zijn van wat er zich binnenskamers zoal kan afspelen. Familiedrama's, grote of kleine, behartigen ons allemaal. Als je dus voorbij al die prachtige sofa's, de draderige kussens en aandoenlijk schattige champagneglaasjes, Marcel Breuers begeerlijke gaatjesstoelen en het pastelkleurige Moriandi-keramiek kunt kijken, resteren een grote leegte en drang naar betekenis. Het is een niet-weten waarheen in dit leven, waarom of hoe te praten over datgene wat er binnenin woedt, hun gebrek aan warmte omdat moederlief het bestaan van de gezinsleden heeft ingericht als was het een appartement in beige en aardetinten. En als er dan iets in gang wordt gezet dat niet in mama's interieurontwerpen past, verbrokkelen de akelig perfecte muren van haar zelf gecreëerde illusie. Vrolijk is het allemaal niet, moraliserend evenmin, maar met de plotse, bijna schokkende intrede van het vurig geklede personage biedt Woody een keur aan interpretaties. 't Is maar hoe je het zelf bekijkt. (Ondergetekende met tranen op de wangen, hoopvolle blik en een notitieblok op schoot. Zo weet ik tenminste wat nu weer te zoeken in de kringloopwinkel. Heeft iemand trouwens nog een Cesca of twee op overschot?)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten